De 3D-reset: de economische termen die u moet kennen
De “3 D's” – decarbonisering, demografie en deglobalisering – zullen vorm geven aan een nieuw economisch regime. In de woordenlijst vindt u de termen die u moet kennen om te begrijpen hoe deze trends de wereldeconomie beïnvloeden.
Decarbonisering, demografische ontwikkelingen en deglobalisering zullen op lange termijn grote gevolgen voor de wereldeconomie hebben. Deze “3 D's” zullen resulteren in een hogere en minder voorspelbare inflatie, wat gevolgen heeft voor het beleid van de centrale banken en vervolgens zal doorwerken in de groei.
We noemen dit de “3D-reset”, waarbij de centrale banken zich vanwege demografische kwetsbaarheden, afnemende globaliseringsvoordelen en decarboniseringstrends genoodzaakt zien om inflatie voorrang te geven boven groei. Het nieuwe regime zal dan ook grotendeels worden gekenmerkt door de terugkeer van de “afruil tussen inflatie en groei” (zie de paragraaf Inflatie aan het einde van de woordenlijst).
Om te begrijpen hoe deze trends de inflatie op lange termijn beïnvloeden, moeten beleggers vertrouwd zijn met enkele belangrijke economische termen. Hieronder leggen wij ze uit.
Deglobalisering
Wereldwijde waardeketens
Deze zijn het resultaat van een lang proces waarbij de productie werd opgedeeld in verschillende stadia die vaak in verschillende economieën/regio's werden ondergebracht. Dit bood voordelen zoals lagere kosten, schaalvoordeel, specialisatie en hogere efficiëntie.
Wereldwijd model van geïntegreerde toeleveringsketens
Dit model beschrijft de economie als een systeem dat is gebaseerd op wereldwijde waardeketens. Dit systeem ontstond als gevolg van de globaliseringstrend die zijn hoogtepunt kende van de jaren 1990 tot begin deze eeuw. China is het middelpunt van dit systeem, en is intussen zo dominant op het gebied van industriële productie dat het vaak de “fabriek van de wereld” wordt genoemd.
Nearshoring/friendshoring
De productie uit een vergelegen land dichter bij huis halen (nearshoring) of verplaatsen naar een land dat als politieke bondgenoot wordt beschouwd (friendshoring). Beide trends vertegenwoordigen een gedeeltelijk afscheid van het wereldwijde model van geïntegreerde toeleveringsketens, internationale handel en globalisering
Het “NICE”-tijdperk (van “Niet-Inflatoire Consistente Expansie”) Begon, grotendeels gedreven door de globalisering, eind jaren 1990 en werd gekenmerkt door gestage groei, gestage daling van de werkloosheid en een lage, stabiele inflatie in de ontwikkelde landen.
Offshoring
Het proces waarbij multinationals hun productie van ontwikkelde naar minder ontwikkelde landen verplaatsten. Dit bleek een zeer succesvolle strategie in de jaren 1980 en begin jaren '90.
Onshoring
Het terugdraaien van offshoring: de productie terughalen naar het ontwikkelde land waar deze oorspronkelijk gevestigd was.
Protectionisme
Beleid om bedrijven in eigen land door middel van belastingen, tarieven of regelgeving te bevoordelen boven buitenlandse bedrijven.
Wereldeconomische orde
Het economische systeem na de Tweede Wereldoorlog, gebaseerd op samenwerking in multilaterale organisaties die de voornaamste aspecten van de wereldeconomie regelen. Het resulteerde in een snelle groei van de internationale handel onder toezicht van de Werelhandelsorganisatie (WTO).
Decarbonisatie
Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)
Een sleutelonderdeel van het klimaatbeleid van de Europese Unie. Het verplicht bedrijven die naar de EU importeren om zogeheten ‘CBAM-certificaten’ te kopen, om het verschil te betalen tussen de koolstofprijs die in het productieland is betaald en de prijs van koolstofrechten in het EU-emissiehandelssysteem.
Koolstofbeprijzing Methoden om reductie van de CO2-uitstoot te bevorderen. Een aanpak om bedrijven te laten betalen voor de uitstoot van broeikasgassen, in de vorm van een ‘cap-and-trade'-systeem zoals het EU-emissiehandelssysteem of koolstofbelasting zoals het Carbon Border Adjustment Mechanism.
Decarbonisatie/energietransitie
De overstap van energiesystemen die afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen, zoals olie, aardgas en kolen, naar systemen gedreven door hernieuwbare bronnen zoals wind- en zonne-energie.
Emissiehandelssysteem van de EU (EU ETS)
Het EU-emissiehandelssysteem was de eerste serieuze koolstofmarkt, en is een van de grootste van de wereld. Het is een “cap-and-trade”-systeem dat de hoeveelheid broeikasgassen die door industriële installaties in bepaalde sectoren mag worden uitgestoten, beperkt (“cap).
Fossielflatie
Het deel van de inflatie dat samenhangt met fossiele brandstoffen. Dit zal het komende decennium optreden doordat de prijs van CO2-rechten stijgt terwijl veel economieën, zolang de energietransitie niet is afgerond, nog afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen.
Groene subsidies
Het alternatief voor CO2-beprijzing is stimulering van de CO2-reductie door innovatie te bevorderen met behulp van groene subsidies. Deze aanpak wordt bijvoorbeeld gevolgd in de VS, waar groene subsidies zijn ingevoerd in het kader van de Inflation Reduction Act.
Groene technologie
Beschrijft de sectoren die nodig zijn om een groene economie te bouwen, zoals koolstofopvang en -opslag, nieuwe transportinfrastructuur, slimme elektriciteitsnetwerken en duurzame waterstof, die allemaal nodig zijn voor de energietransitie.
Groenflatie
Het deel van de inflatie dat het gevolg is van een tekort aan belangrijke mineralen die nodig zijn voor de energietransitie.
Demografie
Demografische afhankelijkheidsratio
De verhouding tussen de bevolking buiten de arbeidsgeschikte leeftijd (ouder en jonger) en de bevolking in de arbeidsgeschikte leeftijd. Deze verhouding neemt in veel ontwikkelde en zich ontwikkelende landen toe, ook in China waar de krimp van de beroepsbevolking de loonkosten heeft opgedreven.
Kunstmatige intelligentie (AI)
Technologie die computers in staat stelt taken uit te voeren die normaal gesproken menselijke intelligentie vereisen.
Automatisering
De lagere beschikbaarheid en hogere kosten van arbeid zullen bedrijven dwingen te investeren in automatisering met inzet van robotica, waaronder slimme robotica, vooral in de ontwikkelde landen als de reshoring-trend versnelt.
Collectieve onderhandelingsmacht
Het vermogen van werknemers om, via hun vakbonden, met werkgevers te onderhandelen over collectieve overeenkomsten over hun arbeidsvoorwaarden. Collectieve onderhandelingsmacht was een belangrijk kenmerk van de arbeidsmarkt in veel ontwikkelde landen in de jaren 1970 en '80, in sommige Europese landen zelfs tot de staatsschuldencrisis van 2011/'12. In die laatste groep bracht de schuldencrisis problemen rond hun internationale concurrentievermogen aan het licht, wat uiteindelijk leidde tot een ingrijpende hervorming en flexibilisering van de arbeidsmarkt. Duidelijk werd dat veel Europese landen hun arbeidskosten ten opzichte van de concurrentie moesten verlagen om hun economische groei door middel van meer export aan te jagen en hun begrotingsruimte te verbeteren.
Begrotingsruimte
Het bedrag op de begroting dat de overheid kan gebruiken voor beleidskeuzes, zonder de toegang tot financiering en de houdbaarheid van de staatsschuld in gevaar te brengen.
Flexibele arbeidsmarkten
De flexibele arbeidsmarkten lagen mede ten grondslag aan het NICE-tijdperk, van halverwege de jaren 1990 tot begin 21ste eeuw. Arbeidsmarkthervormingen in veel ontwikkelde maakten een einde aan de koppeling tussen de inflatie en de lonen, die voorheen vaak expliciet geïndexeerd waren. De flexibilisering van de arbeidsmarkten is één reden waarom veel economen geen terugkeer naar de hoge inflatie van de jaren 1970 en '80 verwachten, toen de collectieve onderhandelingsmacht van werknemers in het algemeen veel sterker was.
Arbeidsparticipatie
De arbeidsparticipatie geeft aan hoeveel procent van de bevolking ouder dan 16 jaar werkt of actief werk zoekt. De dalende arbeidsparticipatie sinds de coronapandemie – waardoor veel mensen stopten of wegens gezondheidsproblemen moesten stoppen met werken – heeft in veel ontwikkelde economieën tot personeelstekorten geleid, een belangrijke factor achter de inflatie.
Slimme robotica
Het combineren van robotica en AI om machines te bouwen die zonder menselijke tussenkomst kunnen werken en communiceren met andere machines.
Oplossingen aan de aanbodzijde
Vergroting van het arbeidsaanbod, bijvoorbeeld door immigratiebeperkingen te versoepelen, wordt gezien als mogelijk antwoord op de personeelstekorten in veel ontwikkelde landen. Dit lijkt echter steeds moeilijker haalbaar te worden sinds de opkomst van een meer protectionistisch beleid, bijvoorbeeld in het VK sinds de Brexit en de VS sinds Trump.
Arbeidsgeschikte leeftijd
De bevolking in de arbeidsgeschikte leeftijd wordt in het algemeen gedefinieerd als het percentage van de totale bevolking in de leeftijd van 15 tot 64 jaar.
Inflatie
Kerninflatie De kerninflatie – met weglating van de prijzen van voedsel en energie – is een betere maatstaf voor de onderliggende prijstrends dan de algemene inflatie, waarin deze sterk fluctuerende componenten wel worden meegenomen.
Afruil tussen inflatie en groei
Hogere rentes zijn nodig om de economische activiteit te vertragen, de inflatie af te remmen en de prijsstabiliteit te herstellen; anders gezegd: herstel van de prijsstabiliteit resulteert in een lagere groei.
Laagflatie
Toestand van de economie in veel ontwikkelde landen na de wereldwijde economische crisis van 2007/2008, toen er constant deflatie (dalende prijzen) dreigde.
Prijsstabiliteit
Een toestand van lage, stabiele inflatie die gunstig is voor bedrijven omdat deze de beste voorwaarden biedt om met vertrouwen te investeren en uit te breiden, terwijl consumenten, bedrijven en de overheid allemaal profiteren van het feit dat de rentes onder controle blijven.
Diensteninflatie
De diensteninflatie is vooral het gevolg van arbeidskosten en geeft een indicatie in welke mate de inflatiedruk is geworteld in de binnenlandse economie, en niet het resultaat is van externe en mogelijk tijdelijke factoren.
Stagflatie
Een combinatie van afzwakkende groei en oplopende inflatie. Dit is in het verleden voorgekomen na het verlies van prijsstabiliteit als gevolg van loon-prijsspiralen, toen werknemers loonsverhogingen verkregen zelfs toen de inflatie en groei al afnamen. Dit is een van de redenen waarom veel ontwikkelde economieën in de jaren 1970 en '80 zo inflatiegevoelig waren. Dit kwam mede doordat de collectieve onderhandelingsmacht van arbeid in het algemeen veel hoger was.
Topics